Het is een geur die gij moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
Ik die de kriebeling beminde
die jong in mijn neusvleugels stak,
ik steek mijn neus in de vier winden
gelijk een afgerichte brak,
gewarige oren, poten strak.
Het is een geur die ik moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
De geuren die de reuk verblindden,
't laf maanzaad en het klef gebak,
't geschifte zuivel in de spinde,
de zure rotting van het wak.
De honig van pioen en linde
verdoolt me en zet mijn poten strak,
mijn natte neus in de vier winden.
Het is een geur die ik moet vinden,
het is een spoor, geen onderdak.
This poem has not been translated into any other language yet.
I would like to translate this poem
the original, Flemish text of 'Beagle'