God-dronkenen, die diep-in zingend leven
Altijd-maar-door, al zwijgt hun mond, die wonen
Sinds hun geboorte in 't onuitspreeklijk-schoone,
...
I
Ofschoon Gij ligt nu, wit als sneeuw, geloken
Die levende oogen, o, voor goed, en 't woord,
...