Charles Ducal Poems

Hit Title Date Added
1.
VOORBEELD

Wij sliepen in zijn onachtzame kamers,
de deuren halfopen, de muren vol vocht.
Wij hoorden hem mompelen tussen de lakens,
wij voelden hoe het ons lichaam betrof.

's Ochtends drong door de wanden zijn vloek,
hij ranselde wetten in razende paarden.
Wij speelden hem na in een veilige hoek.
Wij waren met zes om zijn blik te verdragen.

Later sliepen wij in behoedzame kamers
met zwetende muren en deuren op slot.
Wij lagen te mompelen tussen de lakens,
en deden razend alsof.
...

2.
AVONDGEBED

Wind en regen sloten de vensters.
Wij zaten geknield bij de haard
in de godsdienst die wij zouden erven.
De vrouw die ons had gebaard

zei formules om ons te verkleinen.
Haar stem zeurde taai in de nek.
Wij zaten stom, pas ingewijden.
De man die ons had verwekt.

hief de hand. Wij boden het hoofd.
Hij prentte zijn duim in de hersens.
Wind en regen bestookten de droom.
Onder bed sliepen wolven en heksen.
...

3.
VEETEELT

an het nieuwe verhaal,

ons betreffend,
vaststaand, neutraal,
te slim om dadelijk weer weg te zakken
in de vetlaag, de warme grond

waarin wij als kinderen wroetten.
Iemand nam ons op
en sloeg ons in het oor
het voor ons bedoelde getal.

Zo begon het: eens in de stal
leerden wij onszelf vergeten,
niet bewegen, slapen en eten,
vlees te zijn tot de uiterste

gram.


2

In den beginne was er de modder.

‘s Nachts liep soms een zeug
door het beeld, hijgend en schommelend,
als door onze lust ingekleurd.

Brood en water, dagen stilstaand
als palen voor een hier vastgelegd lot.
Mens en dier samenslapend,
onscheidbaar, doortrokken van vocht.

En nergens een woord
om zichzelf aan te raken.

Tot God verscheen
met meetlood en planken
en ons een stal liet bouwen midden het veld

en ons leerde zijn beeld na te apen,
het vlees met het woord aan te raken,
de lust om te zetten in geld.
...

4.
BREEDING CATTLE

1

So it started:

from the flaccid belly of the field
there rose a wall,
created (in our sleep) a hasty caesura
in the endless mud and rain.

We, of tender flesh,
came groping in the dark,
tore our mouths
on the new myth,

concerning us,
conclusive, neutral,
too smart to just sink back
in the layer of fat, the warm ground

in which we rooted as children.
Someone lifted us up
and punched into our ear
the number meant for us.

So it started: once in the sty
we learnt to forget ourselves,
not to move, sleep or eat,
be meat until the final

gram.


2

In the beginning there was mud.

At night a sow sometimes walked
across the scene, panting and waddling,
as if coloured by our lust.

Bread and water, days standing still
as posts for a fate tied to this place.
Man and animal sleeping together,
inseparable, saturated with moisture.

And nowhere a word
to touch themselves.

Until God appeared
with plummet and planks
and had us build a sty midfield

and taught us to ape his image,
touch the flesh with the word,
turn lust into money.
...

5.
VOERTIJD

Tussen slapen en waken
in vleesgeworden beton
een eerste oor licht hoort naderen
een eerste keel gromt

opklim van aanslaande rompen
naar onuitstaanlijk gekrijs
in rukriemen vastgebonden
vlokschuim en ziedend kwijl

meester honger langsrijdt
en stort in de troggen
zijn meelwagen huilen herleidt
tot ondergronds zingend geslobber

alsof zich iets menselijks bevrijdt.
...

6.
HET VARKEN

Het varken leeft aan gene zijde
van de liefde, laag
bij de grond van onze eenzaamheid.

Het legt zich neer en laat zich bijten
als het vlees dat lacht
in onze heimelijkste droom.

Het woelt in draf en drek
de taal op die wij
met gewassen handen schrijven.

Kon een van ons het hoofd verliezen,
wij zouden huilen, beiden,
van bezetenheid.
...

7.
THE PIG

The pig lives on the other side
of love, low
to the ground of our loneliness.

It lays itself down lets itself be bitten
as the flesh that laughs
in our most secret of dreams.

It roots in muck and at a trot
the language that we
write with our hands washed.

If one of us were to lose his head,
we'd cry, the both of us,
as though possessed.
...

8.
AFVAART

Een deur knarst, een lamp zoemt aan.
Betrapt vlucht een rat
het plafond in.

Gewekt uit het vlees stijgt
het rumoer van de honger.

Onwerkelijk zwaar hangt het stof
in de webben, onwerkelijk
weegt de stank.

Was u hier eerder al?

Onder de lading stijgt
traag en vet
de giftige stroom.

Kent u de regels aan boord?

Een motor slaat aan.
In de buizen begint het schudden,
het meel valt.

Kalm tekent de veerman
de ruggen,
controleert zijn getal.
...

9.
SET SAIL

A door creeks, a light buzzes on.
Caught out a rat flees
into the ceiling.

Awakened from the flesh
the noise of hunger rises.

Incredibly heavy the dust hangs
in the webs, incredibly
heavy the stench.

Were you here before?

Beneath the load rising
slow and greasy
the toxic stream.

Do you know the rules onboard?

An engine starts.
In the pipes the shaking begins,
the meal falls.

Calmly the ferryman marks
the backs,
checks his number.
...

10.
BEDRIJF

Zolang de inkt nat is
ligt het bedrijf in de taal.

Een kraai speurt in de mestvaalt
als een vinger in een woordenboek.

Op het achtererf liggen begrippen
te roesten als moegeworden metaal.

De deur waar een stal in ontstaat
laat een geur los van oude gedichten.

In inktspatten zwermen de vliegen
boven de piepende kruiwagen uit.

De hand die gaat scheppen
woelt nog betekenisloos in het voer.

De ogen die wachten staan vochtig,
van honger ontroerd.
...

Close
Error Success